GOTTFRIED THORE DRYWA O  F  F  I  C  I  A  L    W  E  B  S  I  T  E
scroll
Op zoek naar de muziek achter de partituur

Een componist wiens werk niet meer klinkt, of, erger nog, wiens werk alleen nog maar op een bepaalde manier gehoord wordt, verdwijnt onder de opvattingen van de generaties na hem, zonder zelf nog in staat te zijn het perspectief op zijn werk te kunnen veranderen. Het is een essentieel werk voor wie de westerse klassieke muziek liefheeft: Sibelius' symfonische gedicht over zijn geboorteland, Finlandia. Niet alleen als compositie, maar ook als noodzakelijk element voor wie Sibelius (1865-1957) wil begrijpen, een onderneming die iedere musicus die zijn werk spelen wil, zal moeten ondernemen. Je zou zelfs kunnen zeggen dat dit begrijpen afhangt van de mate waarin je onderkent hoe Finlandia en de grote symfonie van Sibelius' levensverhaal met elkaar samenhangen.

In een klein, op het eerste gezicht verwaarloosbaar hoekje van deze levenssymfonie, schuilt een kleurrijk detail: Jean Sibelius was organist. Zijn vriend, de Finse schilder Akseli Gallen-Kallela, had een orgel in zijn atelier staan, waarop Sibelius vaak improviseerde. Beide kunstenaars waren zonder twijfel verbonden door eenzelfde idee: de symfonie van de vrijheid van hun natie en van de cultuur van de mensen die in die natie leefden.

Nu valt het onder de verantwoordelijkheid van de interpreterende musicus de identiteit van een compositie recht te doen, zeker wanneer hij, zoals ik zal doen, transcripties van orkestwerken op orgel speelt. Juist daarom is dit onbekende aspect van Sibelius van belang: hij schreef enkele orgelwerken, waardoor het iets gemakkelijker is te weten hoe hij het orgel wilde laten klinken. Denk bijvoorbeeld aan zijn Trauermusik (opus 113) of aan Die Musiken (opus 113). Bijzonder interessant is het in dit verband ook dat Sibelius de transcriptie voor orgel van Finlandia (opus 26), gemaakt door Herbert Austin Fricker (1868-1943), expliciet toejuichte. Fricker was destijds een in Engeland en Amerika bekende componist, organist en dirigent. Al met al is het dus geen onhoudbaar idee orgeltranscripties te maken van Sibelius' symfonieën en symfonische gedichten.

Ik ga er bij mijn transcripties van uit dat het orgel een zelfstandig instrument is, dat tot veel meer in staat is dan slechts een orkest imiteren. Een symfonisch werk voor orgel transcriberen betekent daarom voor mij dat het karakter, de stemming en de emotionele ervaring ervan een geheel nieuw en zeer persoonlijk aspect verleend kan worden. Bij Sibelius zijn er zowel overeenkomsten als verschillen tussen zijn opvatting van het orgel en die van het orkest. Uiteraard bereiden vooral de verschillen de transcriberende organist zorgen. Denk bijvoorbeeld aan de speciale vorm waarin op een orgel een crescendo wordt opgebouwd, of aan de manier waarop orgelregisters zijn geordend in allerlei toonhoogtes. Ook zijn de verschillende facetten van een soloklank bij een orkest veel eenvoudiger bruikbaar dan op een orgel, zelfs als dat over vier manualen en ontelbare registers beschikt, eenvoudig omdat de ordening van de klanken per manuaal de mogelijkheden van de organist begrenst. Verder is registreren op een orgel niet zonder meer vergelijkbaar met orkestreren. Niet alleen omdat elk orgel een individu is en dus per instrument een andere klank bezit, maar ook omdat een zachte hoornklank en een forte hoornklank uit het orkest niet zomaar met verschillende vormen van hetzelfde orgelregister kunnen worden geïmiteerd. Tevens speelt een rol dat sommige orgels gewoon de registers niet hebben die je bijvoorbeeld bij Sibelius echt nodig hebt: zijn fff-klankaccenten kun je op een orgel alleen maar realiseren met echt sterke trompetregisters.

De klank en de intentie van de componist recht doen, vereist soms dus creatieve oplossingen. Het zijn precies deze oplossingen die een orgeltranscriptie tot een zelfstandige versie van het voorbeeldwerk kunnen maken. Gelukkig leidt ervaring met een levendige uitvoeringspraktijk, gebaseerd op de overtuiging dat het voorhanden klankmateriaal van een orgel niet zozeer beperkend is als wel mogelijkheden biedt, bijna altijd tot overtuigende 'klankillusies'. Daar komt bij dat transcriberen een heel intieme manier van partituurlezen is: allerlei verfijningen in bijvoorbeeld motiefverwerking of de klankkleurbeheersing, die in feite niet letterlijk in de partituur staan maar niettemin een belangrijk aspect van de muziek bepalen, wordt je je pas werkelijk bewust wanneer je transcribeert. In het eerste deel van Symfonie II (opus 43) verlenen de koperblazers bijvoorbeeld een bijzonder aspect aan een in zich in principe niet veranderende klank, door kort tot klinken te komen en weer te verdwijnen.

Een belangrijke overeenkomst tussen orgel en orkest is, naast al deze verschillen en hun benadering, dat beiden in staat zijn meer te laten klinken dan alleen de som van de delen die de partituur vormen: ze kunnen de muziek laten horen die de componist zich voorstelde.

Sibelius vatte zijn muziek op als een brokstok, als een mozaïekdeeltje van goddelijke inspiratie. Ik vind dat er een diepe, koele treurigheid in doorklinkt, magie en gevoel voor monumentaliteit. Dergelijke mozaïekdeeltjes een nieuw gezicht te verlenen en een nieuwe uitdrukking te geven, is het doel van mijn transcripties en van mijn concert. Het is een poging het orgelaspect en het orkestaspect van het werk van Sibelius, om allerlei redenen lang van elkaar gescheiden geweest, weer bij elkaar te brengen. Een waarlijk symfonische gedachte, die me steunt in het idee dat dit een goede manier is om met het werk van de 'Symfoniker' Sibelius om te gaan.

Auteur : Gottfried Thore Drywa
Musikzeitschrift TIMBRES (6/2009)
ORGELPARK Amsterdam








     
Drywa Orgelpark Jean Sibelius

Drywa Orgelpark Jean Sibelius
KONTAKT  |  IMPRESSUM